In het licht blauw staan de woorden die ik associeer met de taal.
In het licht groen staat met wie ik deze taal vooral praat.
In het roze staat wanneer ik de taal gebruik.
In het oranje staat waar ik de taal het meeste voor gebruik als ik het spreek.
In het geel staat de functie van de gekozen taal.
Het fel blauw staat voor hoe sterk (+) of hoe zwak (-) ik ben in deze taal, hoe meer plusjes hoe beter, hoe meer minnen hoe zwakker.
De nummer gaan van 1 tot 4, met op nummer 1 dat ik het graag doe en op nummer 4 dat ik het niet graag doe.
De indigo kleur staat voor hoe graag ik het spreek.
De limoen groene kleur staat voor of ik er graag naar luister.
De donker roze kleur staat voor hoe graag ik het lees.
De donker oranje staat voor hoe graag ik het schrijf.
Comments